De Openbaring van Arsène Goedertier

De Openbaring van Arsène Goedertier

woensdag 24 december 2014

René Huyghe


In september 1971 onthulde monseigneur De Kesel dat volgens Max Winders het paneel De Rechtvaardige Rechters zich in een kluis bevond van een  museum in Parijs. Eind 1958, begin 1959 deed de conservator van het Louvre tijdens een diner in Gent een opzienbarende bekentenis. De krant De Voorpost kreeg hier vier jaar later lucht van en publiceerde op 4 mei 1963 een artikel met de titel Conservator Huyghe: ik heb het paneel geëxpertiseerd!
‘Vier jaar terug echter legde een conservator van het Louvre te Parijs een sensationele verklaring af:

“Ik heb niet lang geleden het paneel De Rechtvaardige Rechters geëxpertiseerd. Het is ongeschonden en het bevindt zich in uitstekende staat.”

Deze verklaring werd afgelegd door Conservator Huyghe (…) Toen hem gevraagd werd wie het paneel ter expertise had aangeboden beriep de Heer Huyghe zich op zijn beroepsgeheim.’

René Huyghe, conservator van het Louvre (1930-1951)

René Huyghe (1906-1997) was van 1930 tot 1951 conservator aan het Louvre. Hij was bevriend met Max Winders. Beiden waren lid van L’Institut de France, in 1795 opgericht als ‘beschermengel van de kunsten’. Beiden biechtten los van elkaar op dat ze De Rechtvaardige Rechters in ongeschonden toestand hadden gezien. Max Winders werd in 1942 bij koning Leopold III ontboden, in een periode toen René Huyghe conservator was van het Louvre. Huyghe kreeg het paneel ter expertise aangeboden, Winders liet zich ontvallen dat het in een kluis van een museum in Parijs was opgeborgen. Achteraf ontkenden ze allebei, al dan niet onder druk, dat ze de Rechtvaardige Rechters na 1934 nog hadden gezien.

Als de verklaringen van Max Winders en René Huyghe met de werkelijkheid overeenstemmen (wat zeer waarschijnlijk is), kunnen we concluderen dat Max Winders in opdracht van de koning De Rechtvaardige Rechters tevoorschijn haalde, en door René Huyghe heeft laten expertiseren en opbergen in een kluis van het Louvre.

Als het paneel destijds heimelijk in het Louvre werd opgeborgen is de kans groot dat het zich daar nog steeds bevindt. Misschien de moeite om daar eens een kijkje te gaan nemen?

dinsdag 16 december 2014

Max Winders


Max Winders werd geboren in Antwerpen op 22 april 1882. Hij voltooide zijn studies architectuur, beeldhouwkunst en schilderkunst aan de Koninklijke Academie van Antwerpen. Hij was jarenlang voorzitter van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, beheerder van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium en oud-voorzitter van de Koninklijke Archeologische Academie van België.

In 1914 kreeg hij van minister De Broqueville de opdracht de Belgische goudreserve in Engeland in veiligheid te brengen. Bij de derde overtocht werd hij vergezeld door koningin Elisabeth, prinses Marie-Josée en de prinsen Leopold en Karel. Na die overtocht ontstond er een hechte vriendschapsband tussen het vorstenhuis en Max Winders.

Vanaf dat ogenblik waren ‘Max Winders’ en ‘kunst’ in ons land synoniem geworden. Zowel tijdens de Eerste als de Tweede Wereldoorlog werd hij, als ‘vurig strijder voor het behoud van ons kunstpatrimonium’, belast met de zorg voor onze kunstschatten. In de jaren veertig werd Winders lid van het prestigieuze Institut de France, afdeling Académie des Beaux Arts.

Voor de Tweede Wereldoorlog had Winders vooral bekendheid verworven door in 1935 deel te nemen aan de opzoekingen naar het stoffelijk overschot van hertogin Margaretha van York, begraven in de kapel van de Franciscanen in Mechelen.

Uiterst rechts: Max Winders (1942)

Als voorzitter van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (de koninklijke crypte viel onder zijn rechtsreeks beheer), beschermheer van de kunst, trouwe vriend van koning Albert I en specialist in het opsporen van stoffelijke overschotten, was hij voor koning Leopold III de geknipte persoon om het netelige probleem rond De Rechtvaardige Rechters aan te pakken. Op 10 juni 1942, in de periode dat bij de weduwe van Arsène borstkanker werd vastgesteld en de bezetter nauwkeurige opzoekingen deed naar het verloren paneel, werd Winders bij Leopold III geroepen. Op 23 januari 1970 werd hij voor de tweede maal bij de koning geroepen. Tegenover zijn vriend verklaarde Winders dat hij De Rechtvaardige Rechters in opdracht van de koning moest bovenhalen. Na een jarenlange polemiek in de pers werd de zaak simpelweg afgesloten met de aanname dat Max Winders een fantast zou zijn. 

Bij de uitvaart van Winders op 14 september 1982 stond er aan de voet van het altaar een gravure met de volgende onderscheidingen: Groot-Officier in de Leopoldorde, Groot-Officier in de Kroonorde, Groot-Kruis in de ridderorde van de Ridders van het Heilig Graf, Groot-Officier in de ridderorde van Sint-Sylvester, Officier in het Légion d’Honneur, Burger Kruis 1914-1918, medaille van koning Albert en de rozetten van Officier in het legioen openbaar onderwijs. Niet slecht voor een fantast die ook een audiëntie kreeg van paus Paulus VI.

Monseigneur De Kesel verklaarde op 7 maart 2000 dat Winders na de oorlog grote carrière had gemaakt: ‘Hij zou zwaar beloond geweest zijn door hogerhand opdat hij zou zwijgen. (…) Samen met Mgr. Van Peteghem ben ik nog bij Winders geweest. Ik had toen de indruk dat hij wel iets wist. Ook de minister van Justitie was die mening toegedaan. 

Men liet ons verstaan dat na het overlijden van Winders het paneel zou terugkomen.’

Maar dat is dus niet gebeurd.

dinsdag 9 december 2014

'In opdracht van de koning' (2)


Max Winders wordt per staatstelegram van 10 juni 1942 op het koninklijk paleis uitgenodigd. De dag daarop biedt hij zich aan. De reden voor dit bezoek wordt niet prijsgegeven.

Op 23 januari 1970 wordt Winders voor een tweede maal bij de koning geroepen. Onduidelijk is of het hier opnieuw om Leopold III gaat, die in 1970 nog leeft, of om koning Boudewijn. De zaak neemt zodanige proporties aan dat de regering er zich mee begint te moeien. Minister van Staat Frans Grootjans verzoekt de minister van justitie een onderzoek in te stellen. Op 14 juni 1973 schrijft Marnix Gysen in Kunst en Cultuur dat volgens minister van Justitie de verklaringen van Winders ‘niet met de werkelijkheid overeenstemden’: ‘Indien de Minister de Heer M. Winders leugenachtig heeft gemaakt dan kan dat alleen gebeurd zijn nadat hij zich bij het Hof had ingelicht. Zodanig dat de hele episode tussen Zijne Majesteit en Max Winders kan afgeschreven worden.’

Heeft de minister van Justitie dan bij koning Boudewijn de nodige inlichtingen ingewonnen? Als Winders in 1942 al eens bij Leopold III was geroepen, zou Boudewijn in 1970 van niets op de hoogte geweest zijn. Maar als Boudewijn met Max Winders in alle discretie over De Rechtvaardige Rechters wilde praten, is het naïef te veronderstellen dat hij zekere verhalen zou bevestigen, vooral als de koninklijke familie betrokken partij was. Het resultaat was dat Max Winders werd afgeschreven als een fantast en dat de zaak verticaal werd geklasseerd.

Toen Max Winders met zijn uitlatingen werd geconfronteerd, zei hij dat de hele historie gelogen was. Een begrijpelijke reactie van beide protagonisten. Het is niet ondenkbaar dat Max Winders door zijn loslippigheid op het matje van het koninklijk paleis werd geroepen. Aan een kunstkenner zei Winders dat de koning hem had gevraagd erover te zwijgen vanwege ‘het hoger landsbelang’. De zoon van Max Winders verklaarde na diens dood:

‘Mijn vader heeft het met zijn eigen ogen gezien. Dat heeft hij mij zelf gezegd.’

Marnix Gysen besluit: 

In 1942 zou “een aanzienlijke familie” het paneel verborgen hebben. Indien dit juist is, waar wachten die aanzienlijke personages op om de Rechtvaardige Rechters terug te geven aan St. Baafs en aan de Vlaamse Gemeenschap?’

In september 1973 sluit Gysen in een artikel in de Gentse Tijdingen de zaak af met enkele rake conclusies.

Gentse Tijdingen: september 1973 (nr.9)

zondag 7 december 2014

'In opdracht van de koning'


In september 1971 heeft journalist Jos Cels een gesprek met de voorzitter van de kerkfabriek van Sint-Bavo in restaurant De Potaerde in Waarloos. Mgr. De Kesel vertelt Cels dat een zekere Winders had opgebiecht dat de koning hem het bevel had gegeven De Rechtvaardige Rechters tevoorschijn te halen ‘zonder evenwel iemand in opspraak te brengen’. Hij had het paneel met zijn eigen ogen gezien en het zou zich thans in een kluis van een Parijs' museum bevinden.

Enkele dagen na het gesprek in het restaurant wordt Cels uitgenodigd bij Leo De Kesel thuis, in de Limburgstraat in Gent. Nu blijkt dat Max Winders, de voorzitter van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, aan een goede vriend letterlijk had gezegd: 

‘Ik ben voor enkele dagen bij de koning ontboden en hij heeft me de opdracht gegeven De Rechtvaardige Rechters tevoorschijn te halen zonder evenwel iemand in opspraak te brengen.’ 

Op de vraag: ‘Hebt u het paneel met eigen ogen gezien en bevindt het zich nog in goede staat?’ antwoordde Max Winders tegenover zijn vriend bevestigend.

Max Winders 23-4-1882/10-9-1982, beschermheer van de kunsten

Op 23 november 1971 schrijft Jos Cels in het weekblad Knack: ‘Rechtvaardige Rechters’ (ongeschonden) terecht?  ‘Het ontbrekende paneel van het Lam Gods zal weer tevoorschijn komen. Dit verklaarde ons de man die het “geheim van het Lam Gods” in handen heeft.’
‘De persoon in kwestie, wiens naam wij, althans voorlopig, niet kunnen meedelen, heeft in de voorbije weken contact opgenomen met de hoogste burgerlijke en geestelijke prominenten in ons land en dit met het oog op de teruggave van het gestolen paneel. (…) Wanneer de “Rechtvaardige Rechters” precies tevoorschijn zullen getoverd worden, is nog niet bepaald. Dat kan wel binnenkort zijn, aldus onze zeer voorname zegsman. Wij hebben hem, zoals reeds gezegd, beloofd zijn naam niet vrij te geven. Maar niet onvoorwaardelijk. Wanneer over zes maand de “Rechtvaardige Rechters” nog niet terecht zijn, zullen we zo vrij zijn een en ander te openbaren.’

Er volgt een stilte van zeven maanden, waarna Knack op 28 juni 1972 met nieuwe onthullingen komt aanzetten, ditmaal van de hand van André Glavimans. De onbekende die was aangeduid als ‘de man die het geheim van het Lam Gods in handen had’, blijkt Max Winders te zijn: ‘De heer Winders die op 23 april 90 jaar is geworden, zou ruim een half jaar geleden bij de Koning zijn geroepen en de opdracht hebben gekregen het verdwenen paneel zo spoedig mogelijk tevoorschijn te halen, zonder ook maar iemand te krenken. De heer Winders, lid van het Institut de France en woonachtig te Brussel, wil over de zaak niets loslaten. Toen Knack-medewerker André Glavimans hem bezocht, was hij echter wel bereid op één (essentiële) vraag antwoord te geven. De vraag luidde: 

“Hebt u het paneel met eigen ogen gezien en bevindt het zich nog in goede staat?” – Het antwoord luidde: “Ja”. – De heer Winders wilde tevens bevestigen dat het paneel niet beschadigd was.' 

vrijdag 5 december 2014

Koningin Fabiola

Koningin Fabiola is in de loop van de namiddag overleden in kasteel Stuyvenberg te Laken. (In de tuin van dit kasteel vond men op 16 februari 1906 de afgesneden beentjes van Joanna van Calck terug). Het juiste uur en omstandigheden van overlijden zijn niet gekend. 



Albert, bezorg ons De Rechtvaardige Rechters nu maar terug.

Het Belgische volk zal u eeuwig dankbaar zijn.

zaterdag 29 november 2014

'Ik alleen weet waar het Lam Gods is' (2)


Vandaag is het exact 80 jaar geleden dat Arsène Goedertier als een koning werd begraven.

Op zijn sterfbed, vier dagen voor de begrafenis, fluisterde hij in het oor van advocaat De Vos:

'Ik alleen weet waar het Lam Gods is'.

Goedertier gebruikt wel degelijk de term 'het Lam Gods', alhoewel hij als kenner duidelijk het onderscheid kent tussen 'De Rechtvaardige Rechters' en 'Het Lam Gods'. Waarom drukt hij zich als zodanig uit?

Dit komt omdat er naast De Rechtvaardige Rechters nog iets anders vermist is.

Iets waar hij in zijn achtste afpersingsbrief 400.000 frank voor vraagt.


Voor De Rechtvaardige Rechters eist Dua 500.000 frank.

Als dit paneel de bisschop in goede staat bereikt, moet hij enkel op woord beloven dat hij exact na één jaar nog eens 400.000 frank stort aan een persoon die ten gepaste tijd zal aangeduid worden.

De speurders trekken hier voorbarige conclusies uit. Dua zou in geldnood verkeren en de vermindering van het losgeld dient beschouwd te worden als een overwinning. Ze gaan ervan uit dat de afperser zelfs niet meer op de 400.000 frank rekent. Mortier en Kerckhaert:

‘De onbekende had al overvloedig aangetoond dat hij helemaal niet naïef was en ook hij zal alle hoop op de resterende 400.000 fr. hebben opgegeven.' 

Dit is wel een zeer dubieuze conclusie. Iemand die niet naïef is, zal nooit een dergelijk voorstel doen als hij zijn eis niet hard kan maken. De vraag is dus hoe hij nog eens 400.000 frank kan afdwingen, als het bisdom al terug in het bezit is van De Rechtvaardige Rechters

Voor Arsène Goedertier is de zaak nog niet afgehandeld na de ontvangst van de 500.000 frank en de overdracht van De Rechtvaardige Rechters. Dit is een zeer belangrijk gegeven waar men vroeger onvoldoende aandacht aan heeft geschonken.

Vandaag, tijdens de lezing te Brasschaat, zal alles nog eens extra gekaderd worden, zodat de uiteindelijke bedoeling van de missie van Arsène Goedertier duidelijk wordt.

Podcast Mysterieus België

Podcast Ware Misdaad