Op 25 november 1934 deed zich
een gebeurtenis voor die het lot van De
Rechtvaardige Rechters misschien voor eeuwig bezegelde. Het relaas van wat
er die dag gebeurde, is gebaseerd op twee verhoren, afgenomen door Oberleutnant
Henry Koehn: een
van advocaat Joris De Vos op 9 juli 1941, het ander van dokter Romain De Cock
op 20 juli 1941.[i]
Tijdens de bezetting stuurde Joseph
Goebbels, ‘Reichsminister für Propaganda’, Oberleutnant Koehn naar België om De Rechtvaardige
Rechters te zoeken. Het was de bedoeling om het volledige Genter
Altar aan Adolf Hitler te schenken, ter gelegenheid van het tienjarige
bestaan van het Dritte Reich.[ii] Koehn heeft meer dan drie
jaar gezocht, zonder resultaat. Op het einde van de oorlog werd hij bij wijze van
straf naar het Oostfront gestuurd.
De nazi’s waren zeer geïnteresseerd
in het occulte. Op een bekend schilderij staat Hitler afgebeeld als
Graalridder. Volgens een legende baseerde Hitler zijn SS ook op de Duitse Tempeliers.
Het Lam Gods zou een soort schatkaart
zijn die naar de Heilige Graal moest leiden, en de locatie van deze materiële en
spirituele schat vormde het grote geheim van de Tempeliers. Hitler geloofde onder
meer dat de tijden van Karel de Grote zouden herleven en Europa één zou worden,
als hij erin slaagde de Graal samen te brengen met de speer van de Romein die
de zijde van Jezus doorboorde.
Na de oorlog werd het dossier
van Koehn door zijn weduwe overhandigd aan Karel Mortier en Noël Kerckhaert.
Zij hebben de beide verhoren integraal en onbewerkt in hun boek Dossier Lam
Gods opgenomen, in de vorm van bijlagen op de pagina’s 530 tot en met 537.
Het is de verdienste van de Oberleutnant dat we nu nog in grote lijnen weten
wat er op 25 november 1934 en in de dagen daarna is gebeurd. Het Belgische
gerecht heeft immers nagelaten dokter De Cock en advocaat De Vos op officiële
wijze te verhoren. Naar verluidt omdat beiden waren gebonden door hun
beroepsgeheim.
Zondagvoormiddag 25 november
1934, in de feestzaal van het Dendermondse Onze-Lieve-Vrouwcollege. Tijdens een
arrondissementsvergadering van de voormalige Katholieke Volkspartij wordt het
nieuwe beleid van de zopas gevormde regering besproken. De vele rokers onder
het publiek zorgen voor een verstikkende atmosfeer. Op het podium staat Arsène
Goedertier vol vuur zijn kersverse ideeën te verdedigen. Met wilde gebaren en
luide stem tracht hij de toehoorders te overtuigen van een andere rol voor de
hogere burgerij in de maatschappij. Hoewel hij er altijd op uit is geweest zijn
intellect en kunde voor een groot en belangrijk publiek te etaleren, slaagt hij
er gewoonlijk amper in zijn toehoorders met zijn vreemde ideeën te boeien. Ook
deze redevoering gaat de mist in. Toch
verlaat hij trots het podium, slaat een vriend op de schouders en roept uit:
‘Heb ik het niet goed gezegd!?’
Arsène verlaat de zaal en
zondert zich af in de gang van het college. Enkele mensen treffen hem daar in
elkaar gezakt aan. Onmiddellijk brengen ze hem naar een naburig café waar men
zijn gezicht verfrist en zijn hemdskraag openzet. De op de bijeenkomst
aanwezige dokter De Cock wordt erbij gehaald.
De vurige spreker van daarnet
ligt neer en ademt zwaar. ‘Ah, mijn beste vriend…’ zegt hij tegen de dokter. ‘Ben
je daar?… Help me alsjeblieft!’
De dokter stelt ‘een acute
hartvergroting’ vast. Goedertier vraagt naar zijn schoonbroer gebracht te
worden, Ernest Vanden Durpel, die aan de Vlasmarkt woont. De dokter vervoert Goedertier
met zijn eigen auto. Bij het uitstappen wordt de patiënt door twee mannen
ondersteund. Ze leggen hem op een matras op de vloer.
De arts onderzoekt Goedertier
opnieuw en dient hem een injectie toe met een cafeïnepreparaat. Kortademig en
onrustig vraagt Goedertier: ‘Dokter, is het werkelijk gevaarlijk?’
De Cock kalmeert hem: ‘Nee, blijf rustig liggen. Heb je iets te
vragen of heb je een andere wens?’
‘Nee,
ik zou graag een priester willen.’
Hierop laat Vanden Durpel een
priester halen, maar omdat het zondagvoormiddag is, belooft dat moeilijk te
worden.
Ondertussen heeft advocaat
Joris De Vos, die eveneens op de vergadering aanwezig was, vernomen dat Arsène
onwel is geworden. Hij is Goedertiers raadsman en vriend. De Vos telefoneert
naar Vanden Durpel en vraagt of hij ook moet komen. De nicht van Goedertier
antwoordt bevestigend. De advocaat beseft echter de ernst van de situatie niet
en praat op straat nog een tijdje met minister Rubens.
Wanneer meester De Vos ter
plaatse komt, hoort hij zijn vriend in het kamertje ernaast kreunen. Joris ziet
zijn zieltogende kameraad op een matras op de grond liggen.
Arsène merkt zijn raadsman op
en zegt: ‘Met Georges kan ik het ook
doen. Kom hier, Georges!’
De Cock en Vanden Durpel
worden door Goedertier verzocht naar buiten te gaan en de deur te sluiten. De
Vos knielt naast zijn stervende vriend.
‘Ik
heb een priester doen roepen, maar mijn geweten is gerust. Luister! Ik alleen
weet waar het Lam Gods is.’
‘Ja?’
‘Ik
alleen weet het… Het dossier van heel de zaak… zult ge vinden… in mijn klein
bureel… in de schuif rechts van de schrijftafel… omslag “Mutualité”.’
Plots zwaait de deur open en komt
pater Libertus Bornauw, die in de tegenover gelegen basiliekabdij woont, de
kamer binnen.
‘Ga
naar buiten… laat ons alleen… doe de deur toe!’ zegt Goedertier nog.
Geschrokken verlaat de pater
het vertrek.
Goedertier
vervolgt: ‘Dus je weet nu… waar het dossier is… en…’
De advocaat houdt zijn oor
dicht bij de mond van zijn vriend, maar de stervende kan niets meer uitbrengen
en begint te reutelen.
‘Dokter,
komt u alstublieft, het gaat slecht.’
De Cock komt de kamer binnen
en merkt onmiddellijk dat de toestand precair is. De ogen van de patiënt zijn
al verglaasd en hij snakt vruchteloos naar adem. De arts slaat een keer met
zijn hand tegen Goedertiers wang om een reactie uit te lokken… Tevergeefs.
Luttele ogenblikken later geeft Arsène Goedertier de geest.
Pater Libertus zegent hem. De
dode ligt erbij met gebalde vuisten, de halfopen mond in een grijns vertrokken.
Op 27 november 1934
verschijnt in De Gentenaar een
artikel met de titel Wetteren schielijk
overlijden: ‘De heer Arsène Goedertier, warm verdediger der goede zaak en
afgevaardigde der katholieke kiesvereeniging van Wetteren, voerde er het woord
over de noodzakelijke erkenning en aanneming der hoogere en vrije beroepen.
Zijne korte maar zaakrijke uiteenzetting werd herhaaldelijk toegejuigt en
behaalde den meesten bijval. (…) De doodbrave katholieke baanbreker behoorde
tot een door en door katholieke familie, die in onze gemeente niets dan
vrienden telt.’
1.4. Het officieuze onderzoek
29
november 1934. Met een statige begrafenis, waarop veel prominente figuren aanwezig waren,
werd Arsène Goedertier ter aarde besteld. Honderden en honderden mensen stonden
langs de kant van de weg. De klokken treurden, de vlaggen hingen halfstok. Er
werd hulde gebracht aan de arrondissementeel ondervoorzitter van het Verbond van Onderlinge Bijstand, de
directeur van de Academie voor Teken-
en Bouwkunde, de voorzitter van het Davidsfonds, het Werkmanshuis
en het ziekenfonds De Eendracht
te Wetteren. Minister van Staat Werner
Tibbaut, burgemeester Jozef du Château, meester Van Durme en Pieter Bosch,
beheerder van het Werkmanshuis, prezen zijn algemene kennis, zijn gevoel voor
kunst en zijn wil om dit over te brengen op zijn medemens. Arsène werd zelfs een
bevrijder van de arbeidersklasse genoemd.[iii]
Op 1 juli 1935 verklaarde
zijn weduwe aan procureur De Heem en commissaris Luysterborgh dat advocaat De
Vos met haar op de begrafenis een afspraak had gemaakt om de dag nadien langs
te komen. Op de sterfdag van haar man had hij haar al vaag iets over Het
Lam Gods verteld. [iv]
Toen de raadsman zich op het afgesproken uur aanmeldde, gingen ze samen op
zoek. In het kantoortje waarover Goedertier had gesproken, stonden enkel een
klein bureau en een kast met boeken. De lade waar hij op zijn sterfbed naar
verwezen had, bleek op slot. De weduwe herinnerde zich dat haar man de sleutel
in zijn portefeuille bewaarde. Bij het openen van de lade vonden ze een grote,
gele enveloppe.[v]
In inkt stond er met sierlijke letters ‘Comiteit Mutualiteit’ op geschreven.
Hierin staken de doorslagen
van de getypte afpersingsbrieven en een met de hand geschreven brief. Ze waren,
op één uitzondering na, ondertekend met DUA. Aan enkele van zijn brieven had
hij de uitgeknipte advertenties gehecht, die in La Dernière Heure waren verschenen. Op een blad dat bij de
handgeschreven brief gevoegd werd, stond een ingewikkelde constructie waarin
hij uiteenzette in welke volgorde de aankondigingen in de krant moesten verschijnen.
De weduwe reageerde stomverbaasd bij het zien van al deze documenten.
Advocaat De Vos verklaarde
aan Koehn dat hij naast de sleutel ook een depotbiljet had gevonden in de
portefeuille. Het was afgestempeld op 10 oktober 1934 en kwam van het
bagagecentrum Gent Sint-Pieters. Hij veronderstelde dat men daar het verdwenen
paneel zou terugvinden.[vi] Achteraf bleek dat zich
daar alleen een schrijfmachine Royal bevond.[1] Hiermee had Goedertier zijn
afpersingsbrieven getypt.
Behalve de sleutel en het
depotbiljet had de raadsman ook nog een groene briefomslag in de portefeuille gevonden.
De omslag leek op deze waarin Goedertier zijn brieven aan de bisschop stuurde.
De Vos gaf toe dat hij die nog steeds in zijn bezit had en toonde de enveloppe
zelfs aan Koehn.[vii]
Hij verklaarde ook dat hij met de gevonden doorslagen en het depotbiljet naar
zijn vriend Van Ginderachter was getrokken, de voorzitter van de Rechtbank van
Eerste Aanleg in Dendermonde. Hij bracht de gevonden documenten op zijn beurt
naar Ridder De Haerne, de eerste voorzitter van het Hof van Beroep van Gent, en
naar procureur-generaal Ridder Van Elewijck.[viii] Samen met Procureur des
Konings De Heem besloten deze vier hoge magistraten het onderzoek in het geheim
verder te zetten. Van Ginderachter had de leiding.[ix] Door dit stil te houden,
wilde men de familie Goedertier wellicht voor een schandaal behoeden. Men
hoopte het meesterwerk immers weldra terug te vinden. Omdat de dader al
overleden was, dacht men de naam Goedertier nooit te moeten vernoemen. Het
parket zou alsnog ingelicht worden als men niets kon vinden.[x]
Van Ginderachter begaf zich
samen met advocaat De Vos naar Goedertiers weduwe. Ze beloofden haar dat de
naam van haar echtgenoot nooit gekoppeld zou worden aan de diefstal van De
Rechtvaardige Rechters. Door deze geruststelling verleende ze alle medewerking
en ging men samen met haar op zoek naar meer aanwijzingen. Al gauw vonden ze in
de jaszak van haar overleden man een groene omslag met daarin een getypt
briefje dat hij aan zichzelf gericht had.[xi] Dit briefje was op 13
juni 1934 in Gent I gepost en had de volgende inhoud:
Mijnheer,
Daar
ik sinds lang uw karakter van goed mens ken, veroorloof ik mij u te verzoeken
mij te willen helpen bij de overbrenging van een bundeltje familiedocumenten en
brieven, waarvan de eer van een familie, waarvan u veel achting hebt, afhangt.
De dienst die ik u vraag, is niet moeilijk uit te voeren. Het gaat er alleen om
bij de eerw. Heer pastoor van de St. Laurentiuskerk, Markgravelei 95 te
Antwerpen, een klein pakje af te halen en het te overhandigen, zonder u bekend
te maken, aan de eerw. pastoor van de Finistère-kerk in Brussel. In Antwerpen
zal niemand uw adres vragen en het zal volstaan, dat u bijgaande briefomslag aanbiedt.
U dient dus eenvoudig als ‘ vrijgeleide’ bij de overbrenging. In de overtuiging dat u
deze hulp niet zult weigeren aan een familie in nood, veroorloof ik mij hierbij
de som van tweehonderd Fr te voegen voor het dekken van de onkosten.
Na
het beëindigen van deze belangrijke zaak, zal ik u een geschenk laten geworden
dat u aangenaam zal herinneren aan uw christelijke tussenkomst.
Gelieve
te aanvaarden, mijnheer, mijn gevoelens van hoogachting.
A.M.D.G.
Deze boodschap was duidelijk
met dezelfde machine getypt als de D.U.A.-brieven en wordt verder gemakshalve ‘de
AMDG-brief’ genoemd. Mogelijk
bevonden het tweede deel van de doormidden gescheurde krantenpagina en twee
briefjes van honderd Belgische frank zich ooit in deze groene enveloppe. De
originele brief zat in het gerechtelijk dossier van Gent en is na 1950 verloren
gegaan. Karel Mortier en Noël Kerckhaert schreven in Dossier Lam Gods dat
dit document en de bijhorende enveloppe verdwenen waren. [xii] Ik vond de enveloppe
echter wel nog terug. In het boek Dossier
Lam Gods is er van de brief zelf ook nog een foto terug te vinden.[xiii]
De AMDG-brief toonde aan dat Arsène zelf naar Antwerpen was gereisd om het losgeld op te halen. Bij een eventuele arrestatie wilde hij zich hier waarschijnlijk mee indekken. In het adres had hij opzettelijk foutjes getypt om te laten uitschijnen dat iemand anders het schrijven had opgesteld. Uit de brief blijkt ook dat hij zichzelf, in de naam van A.M.D.G., de opdracht gaf om het pakje aan de pastoor van de Finisterrae-kerk in Brussel te bezorgen. Maurice Zech was sinds 1922 de pastoor van deze kerk.
In Goedertiers jaszak ontdekte
men ook de aan DUA gerichte brief die pastoor Meulepas, samen met het losgeld,
aan de bode diende af te geven. En in zijn broekzak vond De Vos dan weer een
vuil stuk geel papier waarop Goedertier klaarblijkelijk zijn elfde brief voorbereidde.[xiv] Tussen vele doorhalingen
door stond er dit te lezen:[xv]
betreur dat gij hem niet de
middelen hebt bezorgd om te neutraliseren – de haat die de geest – de haat en
de wraakzucht die rondspoken – van enige geesten – tegen de autoriteiten die
aan hun woord te kort zijn gekomen – het is meer dan waarschijnlijk dat gij het
zult betreuren voor het minst evenveel als – hij vreest sterk dat gij het
betreurt – meer dan ik voor lange tijd.
In het bureau van Goedertier
werd een stadsplan van Antwerpen aangetroffen.[xvi] Hierin had hij op twee
bladzijden in inkt de telefoonnummers van de pastorie van Sint-Laurentius en
het Hof Leysen geschreven. Het
doet vermoeden dat Arsène bij het afhalen van het losgeld dit boekje op zak
had.
Van Ginderachter schreef in
zijn rapport dat hij ook nog een notitie had aangetroffen met het adres van een
zinkbewerker aan de Muinkkaai 43 in Gent erop, en dat er aan een haakje naast
het bureau twee sleutels werden gevonden. Van de grootste was geweten dat hij
paste op de garage waar Goedertier zijn auto stalde. De andere sleutel bleek
bij een brandkast van het Crédit
Anversois in Gent te horen. In deze kluis werd er volgens het
politieverslag niets bijzonders aangetroffen. Van Ginderachter sprak ook nog
van een derde, kleine sleutel die verborgen zat in een lade en waarvan niemand
wist waarvoor hij diende.
In het dossier bevindt zich
een notitieboekje dat men bij Goedertier aantrof. Op een van de scheurblaadjes
is met potlood een schets gemaakt van iets dat lijkt op een hondenkarretje. Op
een ander, groot blad werden er meer potloodschetsen aangetroffen. [xvii] Uit de getallen die
erbij geschreven staan, valt af te leiden dat er uitgerekend wordt hoe uit 2
grote platen verschillende figuren
gehaald kunnen worden. Nodig zijn: 4 A-latten van 5 (cm) X 2 (m), 4 B-latten
van 25 (cm) X 80 (cm) en 6 C-planken van 0,53 (m) X 1,03 (m). (De eenheden stonden
er niet bij vermeld.)
Bij de doorslagen van de
afpersingsbrieven bevond zich een niet verzonden, veertiende brief, bestaande
uit vier vellen. Deze was met de hand geschreven op briefpapier van de firma
Plantexel. Woorden die verwezen naar de
twee panelen werden weggelaten en vervangen door streepjes en puntjes:
Monseigneur,
Daar ik om gezondheidsredenen verplicht ben een rustkuur te
volgen, beschik ik over de nodige tijd om rustig na te denken over de zaak die
ons interesseert. Na de verdwijning van de … hebben wij zodanig kunnen
manoeuvreren dat wij in hun bezit zijn gekomen en na verschillende onvoorziene
incidenten ben ik de enige ter wereld die de plaats kent alwaar de … berusten.
Wordt vervolgd in het boek.
Wordt vervolgd in het boek.
[1] Volgens Jos Cels bevond er zich naast de
schrijfmachine ook een valiesje, gedeponeerd door ‘een zekere Van Damme uit
Dendermonde’ – Mijnheer Arseen en De
Rechtvaardige Rechters, p.29, 1976, Jos Cels, J.E. Buschmann – Antwerpen.
[i] Dossier Lam Gods, p. 530-537, 1994, Karel
Mortier en Noël Kerckhaert, Stichting Mens en Kultuur
[ii] De Rechtvaardige Rechters gestolen, p.114, K.
Mortier, N. Kerckhaert, 1968, E. Story-Scientia
[iii] Een tragisch-komische geschiedenis. Arseen
Goedertier de man van Wetteren en het “Lam Gods”, R. Claus, 1935
[iv] Proces-verbaal 1367, 1 juli 1935,
gerechtelijke politie Gent (gerechtelijk dossier Gent)
[v] Verhoor Georges De Vos door Henry Koehn, 9
juli 1941
[vi] Verhoor Georges De Vos door Henry Koehn, 9
juli 1941
[vii] Verhoor Georges De Vos door Henry Koehn, 9
juli 1941
[viii] Verhoor Georges De Vos aan Henry Koehn
[ix] De Rechtvaardige Rechters gestolen, p. 126, K.
Mortier, N. Kerckhaert, 1968, E. Story-Scientia
[x] Meneer arseen en de rechtvaardige rechters, p.
70, 1963, Jos Cels, D.A.P. Reinaert - Brussel
[xi] Verhoor Georges De Vos door Henry Koehn, 9
juli 1941
[xii] Dossier Lam Gods, p. 171, 1994, Karel Mortier
en Noël Kerckhaert, Stichting Mens en Kultuur
[xiii] Dossier Lam Gods, p. 170, 1994, Karel Mortier
en Noël Kerckhaert, Stichting Mens en Kultuur
[xiv] Verhoor Georges De Vos door Henry Koehn, 9
juli 1941
[xv] Bevindt zich in gerechtelijk dossier te Gent
[xvi] Bevindt zich in gerechtelijk dossier te Gent
Geen opmerkingen:
Een reactie posten