Voorintekenen op
nog mogelijk tot 1 september!
Het Vlaams Hoofd
DEEL II
De vooroorlogse fase
Tijdens
Goedertiers leven werden twee belangrijke discussies gevoerd: wie stond er op het
paneel van De Rechtvaardige Rechters afgebeeld, en wie was de rechtmatige
eigenaar van het paneel? In mijn eerste boek[i] ging ik er nog van uit dat
deze twee discussies de aanzet gaven tot de diefstal. In 1999 ontrafelde ik een
code, maar kon ik nog slechts gissen naar
de chronologische volgorde waarin de gebeurtenissen zich afspeelden, die Goedertier
tot deze code inspireerden. Op een gegeven ogenblik moet een bepaalde
gebeurtenis hem op het idee gebracht hebben ‘iets te doen’ met De Rechtvaardige
Rechters. Toen wist ik nog niet dat de eerste code slechts een
onderdeel uitmaakte van een veel groter geheel. Jaren later zou ik daar door
een andere gebeurtenis een betere visie op krijgen. Uiteindelijk bleek er
achter het opzet van Goedertier een veel dieper liggende betekenis schuil te
gaan, gebaseerd op de oorsprong en de essentie
van de godsdienst. Om tot dit inzicht te komen was het noodzakelijk om een
gigantische puzzel te leggen, waarin elk stukje in de juiste context moest worden
geplaatst. Uiteindelijk is het me gelukt een totaalbeeld te krijgen van
Goedertiers opzet en ben ik erachter
gekomen waar en wanneer het voor hem allemaal is begonnen. In dit deel worden die
gebeurtenissen zoveel mogelijk chronologisch weergegeven.
2.1. Het Vlaams Hoofd
Op
30 april 1934 werd de eerste van dertien afpersingsbrieven naar het bisdom
verstuurd vanuit het Vlaams Hoofd. Liet DUA zijn campagne hier met opzet van
start gaan?
Eeuwenlang
bevond zich op de linkeroever van de rijke havenstad Antwerpen een uiterst dunbevolkte
polder, immuun voor de veranderingen aan de overkant van de Schelde. Sinds 843
(Verdrag van Verdun) behoorde het grondgebied tot het graafschap Vlaanderen
(linkeroever), terwijl Antwerpen aan de overzijde deel uitmaakte van het
hertogdom Brabant (rechteroever). De Schelde vormde de grens tussen de
erfvijanden van het Franse koninkrijk en het Duitse Rijk. Het kleine gehucht op
de linkeroever vervulde eeuwenlang de rol van Vlaams bruggenhoofd. Vanop het
Vlaams Hoofd stak men van in de dertiende
eeuw per veer de Schelde over naar Antwerpen. Tijdens vele oorlogen en
belegeringen werden langs weerszijden van de rivier versterkingen opgericht. Op
de linkeroever evolueerde het Fort Vlaams Hoofd (1576 – 1935) tot veruit de
grootste versterking van de polders. Ondanks de soms penibele situatie
handhaafde zich in het gehucht een compacte bewonerskern van vooral arme
vissers.
In
de Middeleeuwen ontstond er in het gehucht een levendige verering van de
heilige Anna. In de twaalfde eeuw werd er een kapel opgericht, gewijd aan deze
patroonheilige. Het dorpje dat zich rond de kapel ontwikkelde, kreeg de naam
Sint-Anna. In 1330 was de kapel van Sint-Anna al een populair bedevaartsoord.
In de vijftiende eeuw was de heilige Anna een van de bekendste en meest geliefde
heiligen. Als hemelse voorspreekster bij haar kleinzoon Jezus schreef men haar
bijzondere machten toe. In deze periode werd ze vaak samen met haar dochter
Maria en haar kleinkind Jezus voorgesteld. Vandaar de naam Anna te Drieën.
In
1450 zou de Sint-Annakapel vernield zijn. Op het einde van de vijftiende eeuw
werd op dezelfde plaats een ruime stenen kapel gebouwd, die tijdens de slag om
Antwerpen in 1582 opnieuw werd verwoest. In 1613 werd de kapel opnieuw
opgebouwd; ze kreeg in 1667 een mooi houten beeld waaruit de ‘aardse
Drie-Eenheid’ werd gesneden. Rond de Sint-Annakapel situeerden zich geruime
tijd graven die dateerden van de Spaanse overheersing. Tijdens het Franse
Revolutionaire bewind in 1798 werd de inboedel en aanpalende grond verkocht en
maakte men van de kapel een opslagplaats. Tijdens het Hollands bewind werd ze
als smidse ingericht, totdat J. Meyers de Swyndrecht ze in 1829 kocht en terug
aan de eredienst gaf. In 1854 schonk hij ze aan de Antwerpse priester Joannes Hanegraeff.
Na zijn dood stonden zijn beide zusters het eigendomsrecht af aan de H. Kruisparochie
van Zwijndrecht.[ii]
In
1600 werd het Vlaams Hoofd op een paneel vereeuwigd door de Brabantse kunstschilder
Abel Grimmer (ca. 1570 – 1618 of 1619). Op de voorgrond van het schilderij
staat het Vlaams Hoofd afgebeeld. In het midden zien we een druk bevaren
Schelde, met op de achtergrond de stad Antwerpen. Later voegde Hendrik van
Balen (1575 – 1632) er een hemels tafereel aan toe. In het midden ontwaren we
God de Vader met een wereldbol op zijn schoot. Boven zijn hoofd zien we een
duif, omgeven door een stralenkrans. Links van God zit Jezus, die met zijn
linkerhand een groot kruis vasthoudt, en zijn rechterhand op de borst legt.
Rechts van God knielt Maria met haar rechterhand op de borst. Zij worden omgeven
door gevleugelde engelen. Het schilderij bevindt zich in de collectie van het
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen.
In
1893 werd Sint-Anna – in de volksmond: Sint-Anneke – een gehucht van de
gemeente Zwijndrecht, behorend tot de parochie van het Heilig Kruis, een
zelfstandige parochie in het bisdom Gent. De nieuwe parochie werd onder de
bescherming van de Heilige Anna geplaatst. In 1894 werd er een nieuwe tijdelijke
parochiekerk ingezegend die met haar 100 zitplaatsen na vijf jaar reeds te
klein bleek te zijn. Men besloot een moderne neogotische kerk te bouwen,
waarvan de voorzijde uitgaf op de baan naar Gent en de achterzijde op de
spoorwegroute. In 1905 werd de nieuwe parochiekerk HH. Anna en Joachim ingewijd.
Zij bood plaats aan 600 parochianen. In datzelfde jaar kreeg het veerpont van
Sint-Anneke, naar aanleiding van 75 jaar onafhankelijkheid van België, hoog bezoek
van prins Albert.[iii]
Met
de eerste Antwerpse Wereldtentoonstelling (1885) kreeg de overzet naar
Sint-Anneke een bijkomende functie. Ze begon dienst te doen als een korte
zondagse pleziervaart. Frans Lauwers schreef in 2011: ‘Dat de netjes geklede
dames en heren zich daarvoor tussen de karren, het vee en de soldaten moesten
begeven, nam men er maar bij. Tegenover de Antwerpse rede rezen namelijk enkele
opvallende bestemmingen op, waar kandidaat-pretmakers zich onder meer tegoed
konden doen aan diverse mosselbereidingen. Enerzijds was dat de Belvédère met
de glazen kijktoren, anderzijds het casino Kursaal, dat gebouwd was naar het
voorbeeld van de toen nog bestaande Trocadèro in Parijs, met een pier die in de
Schelde liep.’[iv]
Het Kursaal, gebouwd ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling, werd op bevel
van de Duitsers in 1918 gesloopt, nadat het zwaar was beschadigd.
Tijdens
het bewind van Leopold II maakte men plannen voor een broodnodige uitbreiding
van de Antwerpse haven. De Borgerweertpolder werd hiervoor als de ideale plek
gezien. In 1874 werd er een wet uitgevaardigd die bepaalde dat er zo snel
mogelijk een oeververbinding moest komen. In 1894 bepaalde het plan Plissart
dat heel de polder (963ha) moest onteigend en opgehoogd worden. Daarna zou ze
door middel van twee tunnels verbonden worden met de moederstad. Tussen 1904 en
1906 begon men alvast met het opspuiten van de noordoostelijke hoek van het
gebied, aan de Scheldebocht. Zo werd ongewild Sint-Anneke-plage geboren.
Vanuit
het Waasland werden toeristen en pendelaars ‘aangevoerd door Le Chemin de fer du Pays de Waes. Het
eindpunt van deze spoorweg was immers gelegen op het Vlaams Hoofd. De
overzetdienst vormde een doortrekking van de verkeersweg tot
Antwerpen-centrum.’[v]
Vanaf de vijftiende eeuw lag de landingsplaats van het veer tussen
Sint-Jansvliet en het Bierhoofd, ongeveer ter hoogte van de huidige Vlasmarkt.[vi] Later verhuisde ze naar
het Steenplein. De aanlegplaats in Sint-Anna bevond zich op de laaggelegen Oude
Veerdam, voor het restaurant Les Trois Rois.
Om naar het strand te gaan ‘moest men Dijk-Noord helemaal afwandelen, langs de
Royal Yachtclub, waar de plezierbootjes aanlegden en waar de vaartuigen werden
opgeknapt.’[vii] Onderweg aanschouwde men
groene weilanden met grazende koeien en schapen.[viii] Vanaf de jaren twintig
werd je ernaartoe gebracht met een toeristentrein op smalspoor, de voorloper
van de latere Sint-Anna-Express.[ix]
In
het begin van de twintigste eeuw bestond de oude dorpskern uit een tachtigtal
panden, waarvan de helft fungeerde als café of restaurant en sommige als
hotel. Plaatselijke specialiteiten die
er werden aangeboden, waren mosselen met frieten of paling in ’t groen. Het
Plein of La Grand Place vormde het centrum van de oude dorpskern. Achtereenvolgens
trof je er de volgende zaken aan: In de beurs van Vlaanderen – H. Van Eyck; La
Tête d’Or; De Leeuw van Vlaanderen; A La Rose; La Couronne; De Zwaan; A La
Fontaine en Aux Trois Rois.
Op
de Rijselsebaan trof je o.a. dansgelegenheid In den IJzer met een indrukwekkend
orgel. Als men de Rijselsebaan volgde
van bij de kerk kwam men langs het klooster van de H. Kindsheid.[x]
Rond
de eeuwwisseling waren het de veerboten Princesse Charlotte en Ville de Gand
die de dienst uitmaakten. In 1922 waren er nieuwe overzetboten gereed: de
Schelde en de Maas. Dankzij de Duitse herstelbetalingen volgden in 1927 de
IJzer, de Leie en op 14 juli 1930 de Rupel. Op een van die boten werkte een
zekere De Lup.[xi]
Het
voormalig vissersdorp bleef niet gespaard van rampen. Op 4 november 1899, bij
het inschepen op de linkeroever, gebeurde een ongeval dat in de dagbladen werd
geblokletterd als IJselijke ramp op ’t
Vlaamsch-Hoofd-Landingsbrug van den spoorweg ingestort – Talrijke dooden en
gekwetsten. Die noodlottige ochtend kwam de trein uit Sint-Niklaas om 5:23
uur aan op Sint-Anna. Hij zat tjokvol dokwerkers en marktvrouwen. In dichte drommen
trok de massa naar de wachtende overzetboot. Het was hoogtij.
Op
een bepaald ogenblik hoorde men een oorverdovend gekraak. De brug, die de overgang
vormde naar de boot, had het begeven onder het zware gewicht van de massa. Mannen
en vrouwen gilden om hulp. Algemene paniek ging over in totale chaos. Er werd geroepen:
‘De brug stort in!’ – ‘De boot zinkt!’ Hoewel de kapitein hen tot rust
probeerde te brengen, sprongen talloze mensen van de boot in het water. Het
personeel van de boot en de spoorweg bood dadelijk hulp, maar de reddingsoperatie
werd danig bemoeilijkt door de ochtendschemering. Duizenden mensen kwamen uit
Antwerpen en Oost-Vlaanderen naar het Vlaams Hoofd om de plaats van het onheil
te bezoeken, en van zo dicht mogelijk de reddingswerken te volgen. Balans: elf
doden en tientallen gekwetsten. De lijken werden op stro, in drie rijen, in de
wachtzaal van het station gelegd.[xii] De roep om een degelijke
oeververbinding die een grote massa kon verwerken, werd groter dan ooit. Bijna
34 jaar later zou aan deze wens gevolg worden gegeven.
De
stad Antwerpen zocht nieuwe oorden op voor een stadsuitbreiding. Tussen 1907 en
1910 werd al een onderzoek ingesteld om het Vlaams Hoofd aan te sluiten bij de
stad. Na de oorlog monde dit uit in een wetsvoorstel. Op 19 maart 1923 ging de
Borgerweertpolder, het Zwijndrechtse stuk polder tegenover Antwerpen-centrum,
over naar de stad Antwerpen. Sint-Anna behoorde van dan af bij de provincie Antwerpen. Op 31 maart vond
de plechtige overdracht plaats. Het Antwerps stadsbestuur met burgemeester
Frans Van Cauwelaert voer op de Sint-Annekensboot de Schelde over en begroette op het Vlaams Hoofd de delegaties van
Burcht en Zwijndrecht. De rivier vormde niet langer een scheidingslijn. Het
wettelijk kader voor de permanente oeververbinding was reeds in 1874 gerealiseerd.
Na een lange discussie of het nu een brug of een tunnel moest worden, werd in
1931 uiteindelijk met de graafwerken begonnen. Er zouden twee tunnels komen.
Een voor voertuigen en een voor voetgangers. De voetgangerstunnel werd tussen het
Sint-Jansvliet en de Sint-Annakapel gegraven. Hiervoor moest de oude dorpskern
van Sint-Anna wijken.
Op
10 september 1933 volgde onder grote belangstelling de inhuldiging van de
voetgangerstunnel op het Sint-Jansvliet. Odile Poppe getuigt: ‘Dat ging natuurlijk
gepaard met grootse feestelijkheden. Koning Albert en koningin Elisabeth,
kroonprins Leopold en prinses Astrid openden de tunnels officieel. Het centrum
van de stad was sprookjesachtig verlicht. Maar het hoogtepunt van de
feestelijkheden was het unieke schouwspel dat zich op de Schelde afspeelde. Een
vloot van honderden bevlagde en versierde schepen voer als een sprookjesarmada
langzaam langs de rede. Het was een feest voor het oog. Grote sleepboten spoten
reusachtige waterstralen in de lucht en honderden duiven werden losgelaten.’[xiii]
De
Tweede Wereldoorlog liet van het oude Sint-Anna nagenoeg niets meer over. ‘Wat
van de vroegere Rijselsebaan overeind was gebleven, werd door inslaande bommen
vernietigd. Een V2-raket vernielde een volledige rij huizen. Een voltreffer
waar veel doden bij vielen. Door de geweldige luchtverplaatsing waren ook veel
huizen aan de Geldhofstraat onbewoonbaar. Daken werden afgerukt, deuren en
ramen weggeslagen.’[xiv] Een paar jaar na de
oorlog werd definitief een einde gemaakt aan het oude Sint-Anna. ‘De weinige mensen
die er nog woonden, moesten hun huizen ontruimen en een ander onderkomen zoeken.
De Geldofstraat en wat er was overgebleven van de Rijselsebaan werden eerst
aangepakt. De huizen werden met de grond gelijkgemaakt en daarna onder massa’s
zand bedolven.’[xv]
Enkel de kerk uit 1905 bleef overeind. Het gebouw waarvan de fundering ooit
twee meter hoger had gelegen dan de omliggende gebouwen, bevond zich nu in een
put. ‘In 1968 werd de kerk eindelijk afgebroken en werd de vrijgekomen ruimte
met zand gevuld. Met de kerk verdween de laatste tastbare herinnering aan het
eens zo levenslustige Sint-Anneke.’[xvi]
In
het begin van de twintigste eeuw was het echtpaar Frans Van Kets–Maria Van
Gestel een opvallende verschijning op het Vlaams Hoofd. Via een gemeenteraadslid
kreeg Frans van Kets (1873–1944) toestemming van burgemeester Jan Van Rijswijck
om op de Antwerpse markten te zingen: elke vrijdag op het Sint-Jansplein en ‘s zondags
op de Rui. Dertig jaar lang deed hij dit, tot een paar jaar voor het uitbreken
van de Grote Oorlog. ‘Voorts liet hij de gelegenheid niet ontglippen dat den
Zondagnamiddag honderden Sinjoren met hun kroost op de St. Annekensboot de
rivier overstaken, om zich met zijn gruwelbord op het Vlaamsch Hoofd op te
stellen en zijn moordgeschiedenissen te zingen.’[xvii] ‘Van al de
liedjeszangers die regelmatig tusschen 1875 en 1914 op markten stonden is de
herinnering aan het echtpaar Frans Van Kets-Van Gestel het sterkst door de
Sinjoren bewaard gebleven.’[xviii]
Als
verspreiders van sensationeel nieuws, dat de aandacht van de grote massa trok,
stonden marktzangers[1] in het middelpunt van de
belangstelling. Staande op een stoel of een tafel zongen ze hun nieuwsfeiten.
Met waterverf op papier werden gruwelplaten geborsteld. Terwijl ze hun strofen
aan elkaar rijmden, kon je het verhaal op het bord volgen, als in een
stripverhaal. De toehoorders snoepten van die ongekunstelde liedjes over moordzaken
en rampen; hun medelijden of verontwaardiging werd er door opgewekt. Eenvoudige
volksmeisjes en- jongens zongen ze vol overtuiging mee, om ze achteraf weer spoedig
te vergeten. De marktzangers waren zowat de sensatiebladen van hun tijd.[xix]
Van
Kets prikkelde zijn publiek niet alleen met liedjes, maar ook met zijn talrijke,
vaak gewaagde moppen. Van Kets was een lange magere kerel. Hij krabde op zijn
viool en vulde zijn liedjes aan met commentaren, terwijl zijn klein zwaarlijvig
vrouwtje de strofen zong. Soms zong hij met een van zijn vijf dochters, die
zich tot een prachtige jonge vrouw ontpopte en menig mannenhart sneller deed
slaan. Zijn liedjes werden aangeleverd door de gewezen Antwerpse politieagent
Pierre Bauwens uit de Lange Kievitstraat[2].[xx]
Op
12 maart 1906 werden de stad Antwerpen en Sint-Anna getroffen door zware overstromingen.
Dit gebeuren trok heel wat ramptoeristen aan. Een van de liedjes van Frans was
toepasselijk getiteld: Gevolgen van de
springvloed.[xxi]
Zijn bekendste liedje werd echter
het Treurlied over de ijselijke misdaad
te Brussel-Molenbeeck op het achtjarig meisje Johanna Van Calck.[xxii] Hier volgt een gedeelte
uit het lied dat de familie Kets een maand voor de overstroming uit volle borst
stond te zingen op Sint-Anna:
Johanna Van Calck werd verkracht!
Een monster had ’t kind opgewacht
Met lekkernij het kind ging mee
Verwurgt daarna in stukken snee.
Wat heeft het kind niet geleden?
’t Argeloze lam vond een vrees’lijke
dood.
Haar moeder schreit d’oogen rood
Over hare marteldood
Haar oog scheen als de zon
Gelijk ’t licht eener bron.
Zoo stierf het dan voorwaar!
Als eenen martelaar!
Gebonden in een pak,
’t Onschuldig kind instak
Acht jaar, pas ontloken roos!
Verlaat z’ons voor altoos.
[1] In 1853 beschreef Hendrik Conscience
in zijn roman De Boerenkrijg liedjeszanger
Jantje van Lier.
[2] De Pelikaanstraat komt uit op de
Lange Kievitstraat.
[i] Het geheim van De Rechtvaardige Rechters, een
koningsgeschenk, 2001, Chris Noppe, Houtekiet
[ii]http://topa.be/admin/files/assets/subsites/2365/documenten/antwerpen__sintanna_lo__1___geschiedenis.pdf
[iii] De Sint Annekensboot, p. 69, 1982, Mon De
Kempeneer, Orteliusfonds – Uitgeverij MIM, Deurne - Antwerpen
[v] De Sint Annekensboot, p. 31, 1982, Mon De
Kempeneer, Orteliusfonds – Uitgeverij MIM, Deurne - Antwerpen
[vi] De Sint Annekensboot, p. 18, 1982, Mon De
Kempeneer, Orteliusfonds – Uitgeverij MIM, Deurne - Antwerpen
[vii] Lief en leed op het oude Sint-Anneke, p. 16,
1988, Odile Poppe, Uitgeverij C. De Vries-Brouwers b.v.b.a., Antwerpen,
Rotterdam
[viii] De Sint Annekensboot, p. 41, 1982, Mon De
Kempeneer, Orteliusfonds – Uitgeverij MIM, Deurne - Antwerpen
[ix] Actiecomité Linkeroever vzw:
http://users.skynet.be/alo/sint.html
[x] Lief en leed op het oude Sint-Anneke, p. 19,
1988, Odile Poppe, Uitgeverij C. De Vries-Brouwers b.v.b.a., Antwerpen,
Rotterdam
[xi] De Sint Annekensboot, p. 113, 1982, Mon De Kempeneer,
Orteliusfonds – Uitgeverij MIM, Deurne - Antwerpen
[xii] De Sint Annekensboot, p. 44, 1982, Mon De
Kempeneer, Orteliusfonds – Uitgeverij MIM, Deurne - Antwerpen
[xiii] Lief en leed op het oude Sint-Anneke, p. 99,
1988, Odile Poppe, Uitgeverij C. De Vries-Brouwers b.v.b.a., Antwerpen,
Rotterdam
[xiv] Lief en leed op het oude Sint-Anneke, p. 114,
1988, Odile Poppe, Uitgeverij C. De Vries-Brouwers b.v.b.a., Antwerpen,
Rotterdam
[xv] Lief en leed op het oude Sint-Anneke, p. 119,
1988, Odile Poppe, Uitgeverij C. De Vries-Brouwers b.v.b.a., Antwerpen,
Rotterdam
[xvi] Lief en leed op het oude Sint-Anneke, p. 119,
1988, Odile Poppe, Uitgeverij C. De Vries-Brouwers b.v.b.a., Antwerpen,
Rotterdam
[xvii] Drij moorden voor vijf cens, p. 23, 1945, Jan
De Schuyter, L. Opdebeek – Uitgever - Antwerpen
[xviii] Drij moorden voor vijf cens, p. 19, 1945, Jan
De Schuyter, L. Opdebeek – Uitgever - Antwerpen
[xix] Drij moorden voor vijf cens, p. 64, 1945, Jan
De Schuyter, L. Opdebeek – Uitgever - Antwerpen
[xx] Drij moorden voor vijf cens, p. 24, 1945, Jan
De Schuyter, L. Opdebeek – Uitgever - Antwerpen
[xxi] Drij moorden voor vijf cens, p. 27, 1945, Jan
De Schuyter, L. Opdebeek – Uitgever - Antwerpen
[xxii] Drij moorden voor vijf cens, p. 77, 1945, Jan
De Schuyter, L. Opdebeek – Uitgever - Antwerpen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten